|
Justien Grillet - Foto: Facebook |
De afgelopen weken hebben de
meeste atleten hun zomerseizoen aangevat. Ondanks het mindere weer, hebben een
aantal atleten zich met persoonlijke records toch in de kijker gelopen. Een van
de opvallendste figuren van het seizoensbegin is Justien Grillet. De 18-jarige
Oostvlaamse heeft zich met een prestatie van 23”97 op de 200 meter reeds
verzekerd van een ticket voor het EKJ te Rieti (Italië). Daarnaast zal er ook
samen met Sarah Missinne, Elise Mehuys en Orphée Depuydt deelnemen aan de 4x100
meter.
Justien Grillet is de dochter van Isabelle Debruycker en Geert Grillet.
Beiden bekende namen in de atletiekwereld. Mama Isabelle staat met een tijd van
2’02”68 over de 800 meter nog steeds 10de op Belgische ranglijst
aller tijden en papa Geert was met 50”89 op de 400 meter jarenlang Belgisch
recordhouder bij de cadetten. Het lijkt haast logisch dat Justien ook in de
atletiek terechtkwam. Toch bond ze pas als eerstejaars cadet voor het eerst de
spikes aan. Daarvoor hield ze het voornamelijk op turnen. Al vlug bleek dat
Justien heel veel talent had en vooral dat ze enorm veelzijdig is. Atletiek is
ondertussen een belangrijk deel van haar leven geworden, maar als atlete en als
jong meisje staat ze ook opvallend nuchter in het leven. Een gesprek met een
van de grote sprintbeloftes van het land
Wat een begin van het
zomerseizoen. Meteen al een ticket voor het EK Junioren in Rieti op de 200
meter. Was dit een verrassing voor je?
“Ja, het was een enorme verrassing voor me. Tijdens mijn eerste
wedstrijd wilde ik eigenlijk vooral de flow, het goeie ritme vinden. Vorige
zomer was ik daar zowat het hele seizoen naar op zoek. Niets is erger dan te
moeten trekken en sleuren tijdens een wedstrijd. Tijdens mijn eerste wedstrijd
zat het gevoel meteen goed. Ik liep heel ontspannen en kon knokken tot op de
meet. Zalig gewoon. De tijd van 23”97 gaf me uiteraard ook heel veel
voldoening. Meteen onder de 24” en een individueel ticket voor Rieti. Zalig.”
Had je tijdens de winter reeds
het gevoel dat je veel progressie gemaakt had in vergelijking met vorig
seizoen?
“Tja, de winter was eigenlijk een beetje zoeken. Na het zomerseizoen
heb ik namelijk een belangrijke beslissing moeten nemen. Persoonlijk een heel
moeilijke trouwens. Sinds mijn eerste atletiekjaar (1ste jaar cadet)
trainde ik bij Katinka Pottie. Zij heeft me vanaf dag 1 begeleid en ik heb heel
veel van haar geleerd. Ze was een beetje als een tweede moeder voor me. Op en
naast de piste kon ik steeds bij haar terecht. Ze besefte zelf dat er ooit een
dag zou komen dat ik moest overstappen naar een nog meer gespecialiseerde
sprinttrainer. Persoonlijk was ik verrast dat ik die beslissing zo snel al
moest nemen. Sinds deze winter train ik nu dus bij Leopold Van Hamme. Ik ben in
een trainingsgroep terechtgekomen met onder andere Imke Vervaet, Sarah Rutjes
en Ella De Maitre, allemaal topatletes.
We stuwen mekaar eigenlijk naar betere prestaties en er heerst een heel
leuke sfeer. Samen kunnen trainen is gewoon zalig. Geen slecht woord over mijn
vroegere trainingsmaatjes, maar al te vaak moest ik alleen lopen en op de een
of andere manier remt dat je evolutie toch wat af. Bij Leopold zijn de
trainingen ook anders en toch ook zwaarder. De nieuwe aanpak heeft ondertussen
toch al zijn vruchten afgeworpen.”
Beschouw je jezelf vooral als
100/200 meter loopster? Of zie je je toekomst meer op de 400 meter? Je persoonlijk record als
scholiere op de kwart mijl bedraagt 54”69, wat toch een absolute toptijd is.
“Dat is een vraag die ik dikwijls krijg. Mijn voorkeur gaat momenteel
uit naar de 100 en de 200 meter. De 200 meter is echt knallen van het begin tot
het einde en op die afstand treedt de verzuring nog niet echt in. De 400 meter
is een zwaardere afstand, maar ik kan niet ontkennen dat mijn resultaten op die
afstand meer dan bevredigend zijn. Vraag me niet hoe ik aan die besttijd kom …
ik denk dat ik ergens toch de genen van mijn papa moet geërfd hebben. Momenteel
kan ik echt niet kiezen want naast de sprintnummers ben ik ook nog actief op de
horden, een onderdeel dat ik heel graag doe. Zolang het kan, probeer ik de
verschillende afstanden te combineren. Ik zie later wel waarin ik me ga
specialiseren. Momenteel concentreer ik me vooral op de 200 meter. Na het EK
zal ik waarschijnlijk wel nog eens een 400 meter lopen.”
Met het EK Junioren in Rieti ben
je straks aan je derde internationale toernooi toe. In 2011 nam je deel aan de
EYOF in Trabzon. Je behaalde er twee maal zilver, op de 200 m en op de 4x100 m.
Hoe heb je dat beleefd?
“Het was een fantastische ervaring. We waren met een hele toffe groep
en er was heel veel sfeer. Op sportief vlak vond ik de medaille op de 4x100 m
specialer dan die op de 200 m. We hadden als ploeg twee jaar hard gewerkt voor
dit toernooi en als je dan samen op het podium staat, dan doet dat toch iets.
Je beleeft het toch allemaal net iets intenser in groep dan individueel.
Natuurlijk vond ik die medaille op de 200 meter ook fantastisch. De reeksen, de
halve finale, de finale… het ging precies allemaal vanzelf. Als ik eerlijk mag
zijn, overweldigde het mij wel een beetje … maar het smaakte zeker naar meer.”
Was dit je mooiste ervaring tot
nu toe?
“Hmmm, da’s een moeilijke. De EYOF was een heel bijzondere ervaring,
maar als ik mag kiezen dan ga ik toch voor het WK Junioren van vorig jaar in
Barcelona. We waren maar met een kleine groep afgezakt naar Barcelona en we
vormden echt een hechte, toffe bende. Er was wederzijds respect op en naast de
piste. Iedereen supporterde voor iedereen en dat was fantastisch. Het resultaat
dat we gehaald hebben op de 4x100 meter was trouwens een grote verrassing voor
iedereen. Niemand had verwacht dat we de finale gingen halen en in de finale
snelden we dan naar een prachtige 5de plaats én een Belgisch record.
Oké, we waren met een beetje geluk in de finale geraakt omdat een aantal
ploegen de stok lieten vallen, maar dat maakt deel uit van het
aflossingsgebeuren. Met onze 5de plaats hebben we trouwens ook heel
wat critici de mond gesnoerd want we hebben wel degelijk aangetoond dat er nog
toekomst is op de 4x100 m. De aflossingen blijven toch iets speciaals voor mij
want het maakt van de atletiek ook een ploegsport. Als de ploeg dan mooie
resultaten haalt, dan is het geweldig als je daar deel van kan uitmaken.”
Je combineert atletiek met
studies kinesitherapie. Daarbij maak je gebruik van het topsportstatuut. Hoe
valt dit mee?
“Het topsportstatuut is heel handig, maar ik heb het gevoel dat ik het
nog een beetje te weinig gebruik. Tijdens het eerste semester was het allemaal
wat zoeken en nu in het tweede semester moet ik mezelf een beetje bewijzen. De
studies zelf interesseren me enorm. Het is trouwens ook een meerwaarde naar de
atletiek toe. Je leert je lichaam op die manier ook kennen en je kan andere
atleten ook helpen met wat je leert. Super is dat.”
Als topsporter heb je een heel
ander leven dan je meeste leeftijdsgenoten. Ervaar je dat als een gemis of
juist niet?
“Wel, om eerlijk te zijn beschouw ik dat helemaal niet als een gemis.
Het is trouwens het eerste jaar dat ik een beetje begin te leven als
“topsportster”. In het secundair onderwijs werd nooit echt rekening gehouden
met mijn leven naast school. Enkel tijdens het laatste jaar kon ik op wat
toegevingen rekenen. Achteraf bekeken, was dat misschien nog zo slecht niet. Ik
heb zelf mijn weg moeten zoeken en ik heb hier veel uit geleerd. Mijn
leerkrachten hielden me mooi met beide voeten op de grond en mijn vriendinnen
hielpen mij om alles ook wat te relativeren. Als een wedstrijd eens wat minder
was gegaan, dan toonden ze mij dat dit niet het einde van de wereld was en dat
er nog andere belangrijke dingen waren in het leven. Dit alles heeft me ook als
atlete vooruit geholpen … en per slot van rekening was ik ook nog een tiener.
Het echte werk begint nu pas.
Het studentenleven in de zin van uitgaan en drinken is totaal niets
voor mij. Af en toe heb ik wel eens zin om uit te gaan, maar dan vooral om te
dansen. Dat vind ik altijd wel eens fijn. Dat hoeft echter niet wekelijks te
zijn, want anders is het speciale er ook van af. Weet je, ik kies om atleet te
zijn en om dat leven te leiden. Atletiek, mijn vrienden en mijn familie … dat
alles maakt mij gelukkig. Meer heb ik niet nodig.”
Heb je een idool, een voorbeeld
waar je naar opkijkt?
“ Er zijn er zoveel. Internationaal sowieso Allyson Felix en Jessica
Ennis. Twee fantastische atletes die prachtige prestaties leveren en die toch
steeds vriendelijk en sympathiek overkomen. Een voorbeeld voor iedereen. In
België is er uiteraard Kim Gevaert …en niet te vergeten Marieke Vervoort. Ik
heb ongelofelijk veel respect voor haar. Ze is een voorbeeld van wilskracht en
doorzettingsvermogen. Persoonlijk kijk ik misschien nog het meest op naar mijn
beide ouders. Alle twee atleten met een heel ander verhaal waaruit zoveel te
leren valt.
Weet je, eigenlijk heb ik gewoon heel veel respect voor iedere atleet
die vecht en hard werkt om er te raken. Of die nu talent heeft of niet, dat
maakt in feite niet veel uit.”